Jaarstatistieken over uitzendtewerkstelling
2024
Periodiciteit: Jaarlijks
Laatste updates: 06/08/2025
Statistieken over de uitzendtewerkstelling vertellen niet alleen iets over de stand van zaken binnen de uitzendsector. De uitzendtewerkstelling is namelijk een toeleverancier van tijdelijke tewerkstelling aan andere sectoren die zich daarmee snel kunnen aanpassen aan wijzigende economische omstandigheden. Daardoor is uitzendtwerkstelling ook een goede voorspeller voor de (toekomstige) evolutie van de arbeidsmarkt. Zo is een dalende vraag naar uitzendkrachten vaak een voorbode van een afkoeling van de arbeidsmarkt en duidt een stijgende vraag dan weer op een opleving van die arbeidsmarkt. Maar binnen welke sectoren er meer of minder vraag was naar uitzendkrachten kon niet echt worden afgeleid.
Vanaf 2023 moeten de uitzendondernemingen de gebruiker van elke uitzendprestatie vermelden. De beschikbaarheid van die nieuwe data, laat ons toe om onze statistieken over de uitzendsector sterk uit te breiden.
Naast de kwartaalstatistieken, publiceren we nu ook voor het eerst jaarstatistieken over de uitzendtewerkstelling. In deze publicatie brengen we statistieken over 2024 die we vergelijken met het jaar voordien.
Op deze plaats kan u de meest recente statistieken vinden met betrekking tot de uitzendarbeid. Een eerste paragraaf bevat een bondig overzicht van de globale evolutie van het arbeidsvolume in voltijdsequivalenten (VTE) vanaf 2014. We maken hier een onderscheid tussen de 'normale uitzendtewerkstelling' (INTN) en de 'speciale uitzendtewerkstelling' (INTS) waaronder de bijzondere tewerkstellingsvormen vallen die via de uitzendsector verlopen.
Daarna wordt ingezoomd op de vergelijking van de situatie in het meest recente jaar (2024) met het voorgaande jaar. Alleen bij de kerncijfers geven we opnieuw de cijfers voor de INTN en de INTS afzonderlijk weer. De andere statistieken focussen op de INTN. De INTS bestaat namelijk voor het overgrote deel uit flexitewerkstelling die via de uitzendsector verloopt. Voor gedetailleerde statistieken over de flexi-jobs verwijzen we naar de relevante pagina op onze website.
Download hier de ruwe data die als basis dienen voor onze statistieken.
Evolutie uitzendarbeid vanaf 2014
Een eerste grafiek geeft de evolutie weer van het arbeidsvolume in voltijdsequivalenten (VTE) van zowel de normale (INTN) als de speciale uitzendtewerkstelling (INTS).
De grafiek toont dat de INTN afneemt sinds 2022 en dat in tegenstelling tot de speciale uitzendtwerkstelling die een stijgende trend vertoont. Vaak is een afnemende vraag naar uitzendwerknemers een vroege indicator voor de afkoeling van de arbeidsmarkt.
De toename van de INTS is voornamelijk toe te schrijven aan het groeiende succes van de flexi-jobs en de geleidelijke uitbreiding van de mogelijkheden om gebruik te maken van die tewerkstellingsvorm sinds 2016. De uitzendsector speelde daar handig op in door HR-diensten aan te bieden op maat van de flexi-jobs. Uit onze statistieken over de flexi-jobs komt het toenemende belang van de uitzendsector dan ook sterk naar voor.
Ook de Covid-lockdowns en de sterke groei die er op volgt, zijn duidelijk zichtbaar op de grafiek.
Analyse van de uitzendtewerkstelling voor het jaar 2024
Kerncijfers
Basisgegevens
De totaalcijfers tonen voor 2024 een lichte toename van zowel het aantal uitzendwerknemers (+1,2%) als het aantal uitzendopdrachten (+0,7%) en de loonmassa (+0.2%) ten opzichte van dezelfde periode een jaar eerder. Het arbeidsvolume in VTE neemt echter af in de besproken periode (- 2,4%).
Wanneer we vervolgens een onderscheid maken tussen normale en speciale uitzendtewerkstelling, dan krijgen we een heel ander beeld.
In de normale uitzendtewerkstelling stellen we in 2024 een daling vast van zowel het aantal tewerkgestelde uitzendwerknemers (-3,2%), als het aantal uitzendopdrachten (-3,5%), het arbeidsvolume in VTE (-4,3%), en de loonmassa (-1,8%) ten opzichte van 2023. De cijfers wijzen op een verdere afkoeling van de arbeidsmarkt.
Voor wat betreft de speciale uitzendtewerkstelling, stellen we een omgekeerde evolutie vast. Daar zien we een sterke stijging van het aantal tewerkgestelde uitzendwerknemers (+24,3%), het aantal uitzendopdrachten (+23,2%), het arbeidsvolume in VTE (+29,3%) en de loonmassa (+40,9%) in de besproken periode. De toename van de tewerkstelling via flexi-jobs doet duidelijk ook het aantal flexi-jobs via uitzendondernemingen sterk toenemen.
Afgeleide indicatoren
In 2024 presteerde een uitzendwerknemer gemiddeld 385,5 uren hetgeen ongeveer 0,2 VTE vertegenwoordigd. In 2023 lag het gemiddeld aantal uren iets hoger (397,9). Wanneer we een onderscheid maken tussen INTN en INTS, dan zien we dat het gemiddeld aantal uren in beide jaren zo goed als gelijk zijn en dat geldt vanzelfsprekend ook voor het gemiddelde arbeidsvolume in VTE. Die cijfers tonen dat de gemiddelde uitzendkracht niet het hele jaar door binnen de uitzendsector aan de slag is maar eerder voor een beperkte periode.
Het gemiddeld aantal uren binnen de INTS ligt een pak lager en stijgt in 2024 ten opzichte van 2023. Het gaat hier dan ook voornamelijk om flexi-jobs die via uitzendkantoren verlopen. Bijgevolg gaat het om uren die gepresteerd worden bovenop de uren die de uitzendkracht presteert binnen zijn regulier arbeidscontract.
In wat volgt bespreken we alleen de normale uitzendtewerkstelling (INTN).
Het profiel van de uitzendwerknemer
Wie zit er nu achter die cijfers? Zijn het vooral mannen of vrouwen, jongeren of ouderen? Hoeveel uren werken ze op jaarbasis als uitzendwerknemer?
Dat proberen we hier te achterhalen door het profiel van de uitzendwerknemers te schetsen. De focus ligt hier op het aantal tewerkgestelde uitzendkrachten. We bespreken achtereenvolgens de verdeling naar geslacht en leeftijdsklasse, naar uurklassen, naar aantal uitzendkantoren, naar aantal gebruikende ondernemingen en naar woonplaats.
Opdeling naar leeftijd en geslacht
Bovenstaande grafiek geeft het aantal tewerkgestelde uitzendwerknemers weer naar leeftijd en geslacht en toont aan dat de 20 tot 24 jarigen de grootste groep uitmaken, maar ook dat de 25 tot 29 jarigen en de 30 tot 34 jarigen goed vertegenwoordigd zijn in de populatie uitzendkrachten en dat zowel in 2024 als in 2023.
De grafiek toont ook dat meer mannen dan vrouwen een uitzendjob hebben in de besproken periode en dat in alle leeftijdscategorieën.
Hoeveel uren werken uitzendarbeiders binnen de uitzendarbeid op jaarbasis?
De verschillende grafieken die hieronder aan bod komen, laten ons toe een zicht te krijgen op het aantal uren dat een werknemer per jaar presteert binnen het systeem van de uitzendtewerkstelling.
Bovenstaande grafiek geeft de verdeling weer van het aantal uitzendkrachten naar het aantal gewerkte uren op jaarbasis in uurklassen. De grafiek toont aan dat het gros van de uitzendkrachten eerder een beperkte periode werken binnen het systeem van de uitzendtewerkstelling. Zo presteren meer dan 113.000 werknemers minder dan 80 uur binnen de uitzendsector in 2024. Dat komt grofweg overeen met twee weken in een voltijdse uitzendjob. Ook de andere uurklassen onder de 240 gewerkte uren bevatten relatief grote aantallen uitzendkrachten. Aan het adere uiteinde van het spectrum zien we dat er in 2024 77.334 werknemers 800 uren of meer presteren binnen het systeem van de uitzendarbeid. Dat betekent voor 2024 dat 80% van de uitzendkrachten minder dan 800 uren presteren binnen de uitzendtewerkstelling. In 2023 zien we gelijkaardige verhoudingen.
In de grafiek hieronder kijken we naar de verdeling van het aantal uitzendkrachten naar geslacht en uurklassen. Hierboven toonden we al aan dat er meer mannelijke dan vrouwelijke uitzendkrachten zijn. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de mannelijke werknemers in elk van de uurklassen oververtegenwoordigd zijn in vergelijking tot hun vrouwelijke tegenhangers. De grafiek toont echter aan dat mannen op jaarbasis vaak meer uren presteren binnen de uitzendtewerkstelling dan vrouwen. In 2024 presteerde slechts 26,6% van de mannelijke uitzendkrachten minder dan 80 uren als uitzendkracht tegenover 36,6% van de vrouwen. 23,1% van de mannen presteerden daarentegen meer dan 800 uren als uitzendkracht in 2024 tegenover slechts 15,9% van de vrouwen. In 2023 zijn de verhoudingen gelijkaardig.
De bijkomende grafieken hieronder gaan nog wat dieper in op de tijd die de uitzendkrachten op jaarbasis spenderen binnen de uitzendsector. Bij de grafieken hoort een belangrijke kanttekening om ze op de juiste manier te interpreteren. We werken met verschillende kleine staafdiagrammen naast elkaar, maar om onze grafieken leesbaar te houden, heeft elk van de schaaldiagrammen een eigen schaal. De hoogte van de staaf in de ene grafiek kan dus niet zomaar vergeleken worden met de grafiek ernaast, erboven of eronder zonder ook naar de schaal en de absolute aantallen te kijken. Die gegevens zijn echter ook prominent zichtbaar in de grafieken om interpretatiefouten te voorkomen.
Onderstaande grafiek voegt de verdeling naar geslacht toe en maakt zo een vergelijking mogelijk tussen vrouwelijke en mannelijke uitzendkrachten.
Zijn de werknemers tijdens één of meerdere kwartalen aan de slag als uitzendkracht?
Bovenstaande grafiek toont aan dat de meerderheid van de uitzendkrachten slecht tijdens 1 kwartaal aan de slag waren binnen het systeem van de uitzendtewerkstelling en dat geldt zowel voor de mannelijke als de vrouwelijke werknemers in de beide besproken jaren. Het is wel zo dat het aandeel van de vrouwelijke uitzendkrachten die slechts tijdens 1 kwartaal binnen dat systeem werken, groter is dan het aandeel van de mannelijke uitzendkrachten. Het omgekeerde is waar voor de werknemers die tijdens 4 kwartalen binnen het systeem van de uitzendsector aan de slag waren. Daar is het aandeel mannelijke uitzendkrachten groter dan het aandeel vrouwelijke uitzendwerknemers. In 2024 werkte 18% van de mannelijke uitzendkrachten tijdens 4 kwartalen binnen de uitzendsector tegenover 15,8% van de vrouwelijke uitzendkrachten. In 2023 zien we gelijkaardige verhoudingen.
De grafiek zegt echter niets over het aantal uren die de uitzendkrachten tijdens die kwartalen presteerden. Het is dus niet noodzakelijk zo dat zij die tijdens 4 kwartalen binnen het systeem van de uitzendtewerkstelling aan de slag waren, voltijds werkten als uitzendkracht.
Voor hoeveel verschillende uitzendkantoren werken uitzendwerknemers tijdens het jaar?
Uit bovenstaande grafiek blijkt duidelijk dat het merendeel van zowel de mannelijke als de vrouwelijke uitzendwerknemers voor slechts één uitzendkantoor werken. In het 2024 was dat het geval voor 75% van de mannelijke uitzendkrachten en 82,6% voor de vrouwelijke uitzendwerknemers. Een jaar eerder gaat het om 75,6% mannen en 82% vrouwen.
De onderstaande grafiek toont bovendien aan dat de vaststelling dat het merendeel van de uitzendkrachten slechts door één uitzendkantoor tewerkgesteld wordt, geldt voor alle leeftijdscategorieën over alle besproken jaren heen.
Voor hoeveel verschillende gebruikende ondernemingen werken uitzendwerknemers tijdens het jaar?
Wanneer we onze focus verleggen van de uitzendkantoren die de uitzendkrachten uitsturen naar de ondernemingen waar de uitzendwerknemers daadwerkelijk aan de slag gaan - de gebruikers van de uitzendkrachten - dan stellen we vast dat ook hier het merendeel van zowel de mannelijke als de vrouwelijke uitzendkrachten bij slechts één gebruiker actief zijn.
Uit onderstaande grafiek blijkt dat het in 2024 gaat het om 68,2% van de mannelijke en 74,6% van de vrouwelijke uitzendwerknemers. Voor het derde kwartaal van 2023 gaat het om 68,2% van de mannelijke en 73,9% van de vrouwelijke uitzendwerknemers.
De onderstaande grafiek toont aan dat het merendeel van de uitzendkrachten slechts bij één gebruiker aan de slag zijn, maar dat het vooral jongere uitzendkrachten zijn, die bij meerdere gebruikers aan de slag zijn geweest en dat over de besproken jaren heen.
Verdeling naar gewest van woonplaats
Bovenstaande grafiek toont het aandeel uitzendwerknemers (naar gewest van woonplaats) in verhouding tot het gemiddeld aantal tewerkgestelde werknemers per gewest over de 4 kwartalen van het gerapporteerde jaar. Uit de grafiek blijkt dat er weinig variatie bestaat tussen de verschillende gewesten. Een hoger/lager percentage kan zowel een indicatie zijn dat er meer/minder uitzendwerknemers actief zijn (de teller), als het gevolg zijn van het gegeven dat een gewest relatief gezien minder/meer loontrekkende werknemers telt (de noemer).
Het hoogste percentage uitzendwerknemers op het totaal aantal tewerkgestelde werknemers vinden we in 2024 in het Vlaams Gewest en bedraagt 8,32%. Het Waals gewest laat voor dat jaar echter zo goed als identieke cijfers optekenen met een aandeel van 8,26%. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest laat het laagste percentage optekenen (7,81%). Ook in 2023 zijn de verschillen tussen de gewesten qua percentage uitzendwerknemers op het totaal aantal tewerkgestelde werknemers eerder marginaal. De grafiek zegt echter niets over de plaats waar de uitzendopdracht wordt uitgevoerd.
Analyse van de uitzendtewerkstelling in het jaar 2024 ten opzichte van 2023 per activiteitstak
Welke werkgevers maken gebruik van uitzendkrachten?
In 2024 deden 50.815 ondernemingen een beroep op uitzendkrachten die er in totaal 592.173 uitzendopdrachten verrichtten. Hieronder bekijken we die cijfers wat meer in detail waarbij de cijfers van 2024 vergelijken met die van 2023.
Een eerste grafiek geeft de verdeling weer van die 50.815 gebruikers over de verschillende activiteitstakken.
In wat volgt, kijken we meer in detail naar het aantal uitzendwerknemers, het aantal uitzendopdrachten en hun arbeidsvolume in VTE. Hier maken we een onderscheid tussen activiteitstakken die in 2024 meer dan 20.000 uitzendkrachten tewerkstelden - de 'Big Five' - en de activiteitstakken die (nog) niet aan die aantallen komen. Deze vijf sectoren staan voor meer dan 3 kwart van de uitzendopdrachten en 4/5de van het arbeidsvolume gepresteerd door uitzendkrachten.
De eerste grafiek vat het aandeel van die 'Big Five' en de restcategorie samen en dit zowel voor het aantal tewerkgestelde uitzendwerknemers, de uitzendopdrachten en het arbeidsvolume in VTE.
De grafiek toont duidelijk het overgewicht van zowel de industrie als de handel. Bijna 1 op 4 uitzendwerknemers is in 2024 aan de slag in de industrie. In de handel gaat het om meer dan 1 op 5 uitzendwerknemers. Maar ook vervoer en logistiek zijn belangrijke gebruikers van uitzendkrachten. Die verhoudingen vinden we ook terug in 2023.
Onderstaande grafieken vergelijken het aantal uitzendopdrachten, aantal tewerkgestelde uitzendwerknemers en het arbeidsvolume in VTE per activiteitstak in 2024 met de situatie in 2023.
Bij de 'Big Five', weergegeven in bovenstaande grafiek, stellen we voor vier van de vijf activiteitstakken een daling vast van het aantal tewerkgestelde uitzendwerknemers en het arbeidsvolume in 2024 ten opzichte van het jaar voordien. Het aantal uitzendopdrachten daalt slechts in drie van de vijf activiteitstakken. Op het gebied van het aantal tewerkgestelde uitzendwerknemers en het arbeidsvolume laat enkel de horeca een lichte stijging optekenen van respectievelijk 1,1% en 1%. Het aantal uitzendopdrachten kent een lichte stijging in de activiteitstak vervoer en opslag (+0,2%) en in de horeca (+0,7%) in de desbetreffende periode.
De grafiek die de activiteitstakken weergeeft die niet tot de 'Big Five' behoren, bevat zowel stijgers als dalers. Zo daalt de uitzendtewerkstelling in 2024 ten opzichte een jaar eerder in de bouwnijverheid, de vrije beroepen, de overige dienstverlening, kunst en amusement, de financiële sector, de landbouw, de productie en distributie van electriciteit en gas, de handel in onroerend goed, en de winning van delfstoffen en dat voor wat betreft het aantal tewerkgestelde uitzendwerknemers, het aantal uitzendopdrachten en het arbeidsvolume in VTE.
Diezelfde periode kent ook stijgers. Het aantal tewerkgestelde uitzendwerknemers, het aantal uitzendopdrachten en het arbeidsvolume neemt namelijk toe in de sector van waterdistributie en afvalbeheer, de informatie- en communicatiesector, en het openbaar bestuur. Binnen de activiteitstak van de menselijke gezondheid daalt echter het aantal tewerkgestelde uitzendwerknemers terwijl het aantal uitzendopdrachten en het arbeidsvolume stijgen. In het onderwijs daalt het aantal tewerkgestelde uitzendwerknemers en het aantal uitzendopdrachten, maar het arbeidsvolume stijgt er. Binnen de extraterritoriale organisaties stijgt het aantal uitzendopdrachten terwijl de andere twee indicatoren een daling laten optekenen.
Intensiteit van de uitzendtewerkstelling
In bovenstaande grafiek kijken we niet naar de dimensieklasse die de ondernemingen die gebruik maken van uitzendkrachten indeelt op basis van vast personeel, maar wel in klassen op basis van het aantal uitzendkrachten die ze tewerkstellen. We gebruiken met andere woorden specifieke dimensieklassen voor uitzendkrachten die aangeven in welke mate deze werkgevers gebruik maken van uitzendtewerkstelling.
De grafiek toont aan dat slechts 0,06% van die werkgevers 1.000 of meer uitzendkrachten in dienst hebben tijdens het jaar 2024. Ze vertegenwoordigen 10,2% van het aantal uitzendopdrachten. Een jaar eerder ging het over hetzelfde percentage van ondernemingen. Ze waren toen wel goed voor 10,7% van het aantal uitzendopdrachten. Het grootste deel van de ondernemingen die uitzendkrachten gebruiken (70,3%), heeft minder dan 5 uitzendwerknemers in dienst in 2024. Ze zijn goed voor 10,2% van het aantal uitzendopdrachten. In 2023 vinden we gelijkaardige verhoudingen terug.
De ondernemingen die 1.000 of meer uitzendwerknemers in dienst hebben situeren zich vooral in de logistieke sector.
In de onderstaande grafieken gaan we dieper in op het arbeidsvolume dat binnen de verschillende activiteitstakken wordt ingevuld door uitzendkrachten.
Bovenstaande grafiek geeft het aandeel weer dat de uitzendarbeid vertegenwoordigt op het totale arbeidsvolume (VTE) binnen elke activiteitstak. Binnen heel wat activiteitstakken neemt het aandeel wat af in 2024 ten opzichte van de situatie een jaar eerder. Enkel binnen de distributie van water en afvalverwerking, de handel en de informatie- en communicatiesector stellen we een lichte toename vast. De horeca, het openbaar bestuur, het onderwijs, en de menselijke gezondheidszorg laten een status quo optekenen.
De cijfers tonen verder ook aan dat de uitzendtewerkstelling slechts een beperkt deel van het arbeidsvolume vertegenwoordigt in de verschillende sectoren. Er zijn wel de te verwachten uitschieters zoals de industrie, het afvalbeheer en vervoer en opslag, maar ook daar blijft het aandeel dat de uitzendtewerkstelling inneemt in het totale arbeidsvolume relatief beperkt. De extraterritoriale organisaties en lichamen lijken hier de uitzondering, maar daar hoort een belangrijke kanttekening bij. Het is namelijk zo dat het gros van de reguliere tewerkstelling binnen die activiteitstak niet onder de Belgische sociale zekerheid valt. Dit geldt onder meer voor het personeel van de instellingen van de Europese Unie en de Navo en het (meeste) personeel van buitenlandse ambassades. Ook in de meeste arbeidsmarktstatistieken worden deze werknemers niet onder de binnenlandse (Belgische) werkgelegenheid gerekend. Indien deze internationale instellingen gebruik maken van uitzendkrachten, dan vallen deze wel onder de Belgische Sociale zekerheid en worden deze wel opgenomen in de binnenlandse werkgelegenheid. Het totale arbeidsvolume in onze data is dan ook een serieuze onderschatting van het werkelijke arbeidsvolume. Dat verklaart het hoge aandeel dat vertegenwoordigd wordt door de uitzendtewerkstelling.
In de onderstaande grafiek kijken we naar het gemiddelde arbeidsvolume in VTE per uitzendopdracht per activiteitstak. De cijfers tonen dat uitzendtewerkstelling eerder een occasionele vorm van tewerkstelling is voor de meeste werknemers. De cijfers lijken aan te geven dat de meeste mensen slechts voor een kortere periode als uitzendkracht aan de slag zijn. Dat kan zijn in de periode tussen twee vaste betrekkingen in, als eerste werkervaring, enz.
Evolutie van de populatie uitzendwerknemers per activiteitstak
Evolutie uitzendwerknemers naar activiteitstak en geslacht
Bovenstaande tabel toont de verdeling van het aantal tewerkgestelde uitzendwerknemers per geslacht over de verschillende activiteitstakken voor het jaar 2024 en vergelijkt die cijfers met de situatie in 2023.
Uitgezonderd de horeca, distributie van water, de informatie- en communicatiesector, de openbare besturen, en de huishoudens als werkgever laten de verschillende activiteitstakken een daling optekenen voor wat betreft het aantal tewerkgestelde uitzendwerknemers tijdens 2024 in vergelijking met 2023.
Wanneer we focussen op de opdeling naar geslacht zijn er echter wel wat verschillen merkbaar. Binnen de landbouw, bosbouw en visserij merken we een lichte stijging van het aantal vrouwelijke uitzendwerknemers ondanks de daling van het totaal aantal uitzendwerknemers. In de horeca en de waterdistributie neemt het totaal aantal uitzendwerknemers dan wel toe, maar daar daalt het aantal vrouwelijke uitzendwerknemers. In de winning van delfstoffen daarentegen, stijgt het aantal vrouwelijke uitzendkrachten terwijl het aantal mannelijke uitzendkrachten daalt. Binnen de internationale organisaties zien we een omgekeerde beweging, het aantal mannelijke uitzendkrachten neemt er toe terwijl het aantal vrouwelijke uitzendwerknemers afneemt.
Evolutie uitzendwerknemers naar activiteitstak en leeftijdsklasse
Onderstaande tabel toont de verdeling van het aantal tewerkgestelde uitzendwerknemers naar leeftijdsklasse over de verschillende activiteitstakken voor het jaar 2024, en het jaar voordien zodat een vergelijking mogelijk is tussen het meest recente jaar en het voorgaande jaar.
Om de bescherming van persoonsgegevens te garanderen gebruiken we hier bredere leeftijdsklassen dan in de grafiek 'uitzendwerknemers naar leeftijd en geslacht'. We kruisen de leeftijdsklassen hier namelijk met de activiteitstakken waardoor de populatie per leeftijdslasse kleiner wordt.
De categorie 'onbekend' bij de activiteitstakken bevat de uitzendwerknemers die aan de slag zijn bij een gebruiker waarvan we de NACE-code niet kennen en waarvan we bijgevolg de activiteitstak niet kunnen achterhalen.
Toelichting van de gebruikte methodologie
Hier lichten we de specifieke methodologie toe die we gebruikten voor de statistieken over de uitzendarbeid. We bespreken achtereenvolgens de specifieke tellingsmethode, de variabelen, de kenmerken eigen aan de werkgever en de kenmerken eigen aan de werknemer.
De specifieke tellingsmethode
Een aantal van de bijzondere tewerkstellingsvormen zoals de uitzendarbeid, maar ook de flexijobs, het gelegenheidswerk en de extra's in de horeca zijn als zodanig herkenbaar in de kwartaalaangifte. Die specifieke gevallen vereisen een aangepaste tellingsmethode. We laten dan ook de klassieke telling op het einde van het kwartaal vallen, en doen een telling doorheen het kwartaal.
Specifiek voor de uitzendarbeid kunnen we bovendien verder kijken dan de typische link tussen werknemer en werkgever aangezien die niet zo informatief is. De werkgever van een uitzendkracht is namelijk het uitzendkantoor. Sinds 2024 beschikken we echter ook over data die ons toelaten om informatie te verschaffen over de gebruikers van die uitzendarbeid. Daardoor kunnen we per activiteitstak tellen hoeveel personen er een uitzendjob uitoefenen en bij hoeveel verschillende gebruikers een uitzendwerknemer aan de slag gaat doorheen het kwartaal of in het geval van de jaarstatistieken, doorheen het jaar.
Twee categorieën: Klassieke uitzendarbeid en Bijzondere tewerkstellingsvormen via uitzendkantoren
Onder uitzendarbeid verstaan we de terbeschikkingstelling van personeel door erkende uitzendbureaus aan gebruikende ondernemingen.
Het eigen personeel van de uitzendkantoren is dus niet opgenomen, en ook andere vormen van terbeschikkingstelling van personeel maken geen deel uit van deze statistieken. Ook dienstenchequewerknemers maken er geen deel van uit, ook al worden ze tewerkgesteld door ondernemingen die ook erkend zijn als uitzendonderneming.
Ook Studentenjobs vallen buiten de scope van deze statistieken. Voor relevante statistieken over de tewerkstelling met een studentencontract verwijzen we naar de desbetreffende pagina's op onze website. U vindt er zowel kwartaal- als jaarstatistieken.
We maken verder een onderscheid tussen de klassieke uitzendarbeid (INTN) en de bijzondere tewerkstellingsvormen via de uitzendkantoren (INTS). Zoals hieronder zal blijken, maken we de opdeling op basis van de werknemersklassen.
Klassieke uitzendarbeid (INTN)
Onder 'Klassieke uitzendarbeid' verstaan we alle tewerkstellingsvormen die niet onder de 'Bijzondere tewerkstellingsvormen via de uitzendkantoren' vallen.
Bijzondere tewerkstellingsvormen via uitzendkantoren (INTS)
De categorie 'Bijzondere tewerkstellingsvormen via uitzendkantoren' bestaat uit de artiesten, flexijobs en gelegenheidswerknemers in land-en tuinbouw en in horeca.
De variabelen
Over uitzendwerknemers, uitzendjobs en uitzendopdrachten
Het aantal uitzendwerknemers
De eerste telling betreft het aantal personen die tijdens een periode (kwartaal, jaar) als uitzendkracht hebben gewerkt, ongeacht het aantal uitzendkantoren en ongeacht het aantal gebruikers waarvoor ze hebben gewerkt. Wel worden klassieke uitzendarbeid (INTN) en bijzondere tewerkstellingsvormen (INTS) apart geteld. Een persoon die in de beide types gewerkt heeft, komt dus twee keer voor waardoor het niet mogelijk is om INTN en INTS te sommeren om het totaal aantal unieke personen te kennen die op jaar- of kwartaalbasis aan de slag waren als uitzendwerknemer. Wanneer wij het totaal aantal unieke uitzendwerknemers rapporteren in onze statistieken controleren we voor die dubbeltellingen.
Uitzendjobs
Het gaat bij het aantal uitzendjobs om de combinatie uitzendkantoor-werknemer. Deze telling sluit aan bij de klassieke telling van arbeidsplaatsen, met dit verschil dat de telling niet op het einde van het kwartaal gebeurt, maar ook de telling realiseert van de uitzendkrachten die op het einde van het kwartaal niet meer in dienst waren. Er wordt ook een telling gemaakt op jaarbasis. Indien een persoon in een kwartaal voor één uitzendkantoor werkte, telt deze als 1 uitzendjob. Indien op jaarbasis deze persoon elk kwartaal voor hetzelfde uitzendkantoor werkte, gaat het dan ook om 1 uitzendjob.
Uitzendopdrachten
Een uitzendkracht heeft tijdens een periode (kwartaal, jaar) meestal meerdere contracten/arbeidsrelaties van korte duur. Hij/zij kan meerdere, al of niet opeenvolgende periodes tewerkgesteld worden voor eenzelfde of meerdere gebruikers. De arbeidsrelaties bij eenzelfde gebruiker tijdens eenzelfde periode bundelen we tot één notie: de uitzendopdracht. Een uitzendopdracht bestaat uit de combinatie uitzendkantoor, gebruiker en werknemer. We houden ook rekening met het type uitzendtewerkstelling. Indien dezelfde werknemer voor hetzelfde uitzendkantoor en voor dezelfde gebruiker gewerkt heeft in twee verschillende types vb. klassieke interim (INTN) en flexi (INTS) dan zal dat hier tellen voor 2 opdrachten.
Het arbeidsvolume in voltijdsequivalenten (VTE)
Bovenstaande variabelen geven een beeld van aantallen betrokken werknemers en gebruikers, maar nog relevanter als economische parameter is het volume van uitzendarbeid tijdens een periode. De prestaties van alle uitzendkrachten moeten aangegeven worden in uren. Maar deze uren kunnen gepresteerd worden bij een gebruiker waar een 36-uren werkregeling geldt, of bij een gebruiker waar 38 uur per week wordt gewerkt. Daarom worden de uren van de uitzendkracht omgezet naar het volume van een voltijdse werknemer die bij dezelfde gebruiker tijdens een volledige periode zou gewerkt hebben: het voltijdsequivalent (dat ook in onze andere statistische publicaties gebruikt wordt, wat ons ook toelaat om voor deze variabele een langere tijdsreeks aan te bieden).
Voor de jaarstatistieken rapporteren we het arbeidsvolume in VTE op jaarbasis. Dit betekent dat we het arbeidsvolume van de werknemer over de vier kwartalen vergelijken met de prestaties van een voltijdse werknemer over een volledig jaar. In de praktijk komt dit dus neer op het gemiddelde arbeidsvolume in VTE over de vier kwartalen. Zo vertegenwoordigt iemand die zowel in het eerste als in het tweede kwartaal een arbeidsvolume van 1 VTE presteert en niet werkt in het derde en vierde kwartaal 0,5 VTE in het desbetreffende jaar.
Kenmerken eigen aan de gebruiker van de uitzendkrachten
In het verleden beschikten we enkel over informatie over de werkgever van de uitzendkracht en dat is per definitie de uitzendonderneming. Die informatie was dan ook weinig informatief aangezien we er niet uit konden afleiden bij welk type ondernemingen deze uitzendwerknemers werden ingezet. Sinds 2024 beschikken we echter ook over data die ons toelaat te achterhalen bij welke gebruikers de uitzendkrachten terecht komen.
Het belangrijkste kenmerk van de gebruikende onderneming is de economische activiteit (Nace-code). Voor gebruikers die bij de RSZ als werkgever gekend zijn (of waren), wordt de door de RSZ-toegekende Nace-code gebruikt. Voor deze ondernemingen komen de uitzendkrachten dus in dezelfde activiteitsector als het eigen personeel van die onderneming. Voor de ondernemingen zonder eigen personeel wordt gebruik gemaakt van de activiteitcode(s) beschikbaar in de Kruispuntbank Ondernemingen (KBO). Voor een kleine restgroep van gebruikers zijn ook geen gegevens aanwezig in KBO. Deze komen in “Nace niet gekend”.
De data laten ons ook toe om de mate waarin de onderneming gebruik maakt van uitzendkrachten weer te geven. Daarvoor gebruiken we specifieke dimensieklassen voor uitzendwerknemers die aangeven of de gebruikers van slechts enkele of van veel uitzendkrachten gebruik maken.
Kenmerken eigen aan de werknemer
De kenmerken van de werknemer zijn hoofdzakelijk dezelfde als die in onze andere statistieken gebruikt worden: leeftijd, geslacht en woonplaats.